Wat is een goede leider?
Het is geen geheim dat de kloof tussen verscheidene meningen heden ten dage soms weids en diep is. Een deel daarvan heeft te maken met de appreciatie voor het leiderschap dat momenteel getoond wordt: sommigen waarderen de naar voor geschoven politici en wetenschappers enorm, anderen voelen wantrouwen, angst of zelfs afkeer bij de aanpak.

Het volk kiest zijn leiders en de leiders zijn een weerspiegeling van het volk. Het benieuwt me al een tijdje hoe het komt dat een tweet die haat en verdeeldheid zaait, op zoveel handgeklap kan rekenen, terwijl een tweet die ontspruit vanuit grote wijsheid, schoonheid voorstaat, oproept tot verbinding en inclusie, door datzelfde publiek wordt beloond met gifspuwen. Waarom voelen we sympathie voor twistzieke leiders die genieten als ze twee stenen kunnen doen vechten? Waarom lopen we zo graag in hun voetsporen en drinken we van hun verwarrende aura? Wat zegt dat over ons, als volk? Een volk dat machtswellust en kwaadwilligheid boven goedhartigheid verkiest?
Misschien heeft het te maken met bewustzijn. Misschien realiseren we ons niet dat we effectief een keuze hebben. Misschien zijn we, door de geschiedenis heen, gaan aanvaarden dat leiderschap àltijd gepaard gaat met kwaadwilligheid en machtswellust. Misschien geloven we niet dat er andere opties zijn. Of misschien zijn we niet in staat dat stukje schaduw en kwaadwilligheid te onderscheiden. Ook daar zijn leiders een spiegel: hoe meer schaduwkanten in onszelf verborgen blijven, hoe minder we ze zullen opmerken bij zij die het beleid voeren. Hoe meer we de calimero in onszelf vieren, hoe meer we zullen resoneren met een politicus die ook dat discours voert. Hoe minder wij in onze kracht staan, hoe heerlijker we het vinden om ons over te geven aan om het even wie opzichtig de leiding neemt, en nog het liefst aan hem of haar met de sluwste streken en de scherpste tong.
Dat we effectief een keuze hebben, illustreer ik met de volgende analogie. Een natuurvolk woont boven op een hoge rots naast een diepe kloof. Om in hun voedsel en drinkwater te voorzien moeten ze wekelijks met zoveel mogelijk leden van de stam afdalen langs een lange, krakkemikkige ladder, tot diep in de kloof. Zo’n tiental van de honderd stamleden ziet dit absoluut niet zitten, hetzij door hoogtevrees, kennis van de gevaren, vroegere ervaringen, fysieke beperkingen enzovoort.
Als stamhoofd heb je twee opties:
1) Je demoniseert de leden die niet durven af te dalen, beschuldigt hen ervan niet solidair en egoïstisch te zijn, toont geen begrip voor hun vroegere ervaringen, overwegingen en kwetsbaarheden, sluit ze uit en zorgt dat hun voedsel gerantsoeneerd wordt – je handelt m.a.w. vanuit dwang en macht, en hoopt zo resultaat te bereiken.
2) Je handelt vanuit liefde en wijsheid, luistert naar hun grieven, en begrijpt dat de diversiteit in je stam ook een rijkdom kan zijn. Misschien hebben deze voorzichtige zielen wel andere kwaliteiten die de stam een grote dienst kunnen bewijzen; misschien kunnen ze wel voortreffelijk koken of weten ze giftige planten van eetbare te onderscheiden. Je handelt verbindend en probeert de sterktes van al je stamleden complementair in te zetten voor het collectieve doel.
Welke leider zou jij verkiezen voor je stam? Kies jij voor een autoritaire leider die verdeeldheid, culpabilisering en angst inzet om een doel te bereiken? Of kies je voor een goedhartige leider, die ageert vanuit het hart en inzet op inclusie? Welke leider vind jij dat je volk verdient? En wat zegt dit alles jou, als je het transponeert naar de huidige situatie?