Levenslust is de beste vorm van rebellie
Auteur Tine Maenhout verwent ons met een voorproefje van Levenslust is de beste vorm van rebellie. Het is een maatschappijkritisch boek dat balanceert tussen fictie en non-fictie en dat de verhalen vertelt van verschillende mensen die zich doorheen de crisissen worstelen die eigen zijn aan de huidige tijdsgeest.
In de woorden van Alain Platel, choreograaf: "Tine weeft in haar boek de levensdraden van vele markante personages aan elkaar. Je zou denken dat ze los van elkaar staan, al die indrukwekkende kleine levens, maar samen vormen ze een grillig mooie kelim, waarbij het telkens opnieuw opvalt hoe veerkrachtig een mens kan zijn. Iets wat we nooit uit het oog mogen verliezen.”
Wil je kans maken op een gratis exemplaar van dit boek? Lees dan de instructies onderaan het fragment!

HOOFDSTUK 2.
Wat je ziet in een ander, wat je observeert in de wereld, vertelt alles over wat diep in jou verborgen zit.
De rit van het dorp vlakbij Calais vanwaar de minister vertrekt tot in Brussel neemt anderhalf uur in beslag. Het grootste stuk van de snelweg is op een zomeravond als deze, net na zonsondergang nagenoeg leeg. Langs weerszijden van de baan rolt het vlakke land zich uit. Hier en daar tref je een eenzaam huis, zonnepanelen weerkaatsen de gloed van de straatverlichting. Verderop dommelen kleine dorpen rond oude kerktorens waarna een fel verlicht voetbalstadion een stad aankondigt waar duizenden verlichte ramen de bühnes vormen van vele avondrituelen. Een man stopt zijn kinderen in bed, een vrouw zit geconcentreerd over haar computer gebogen, oude en nieuwe gezinnen scharen zich rond de eettafel of de tv. Hier en daar wordt gebeden in vreemde talen. Sommigen slapen al, anderen piekeren over de dagen die komen. Aan een enkele parking langs de snelweg kan je niet stoppen vanwege wantoestanden met mensensmokkelaars of moeilijkheden met burgerbewegingen die de kap van enkele bomen aanvechten. Op andere staan de vrachtwagens op een rij te wachten tot het ochtenddauw het startsignaal geeft om uit te zwermen. Sommige truckers hebben gezelschap, anderen niet. Wanneer je de hoofdstad nadert wordt het verkeer drukker. Soms kom je zelfs op dit uur in de file terecht. In die rit kan je de stand van het land lezen. Maar hij ziet het niet. Hij belt met zijn voorzitter over het zopas afgelopen interview, handelt een stuk of tien e-mails af en speelt dan een spelletje op zijn iPhone.
Een uur later komt de minister aan op het partijfeestje. Hij neemt de lift naar de bovenste verdieping van een hotel. In dat deel van de stad staan de kantoorgebouwen in rechte lijnen naast elkaar. Het glazen gebouw in kwestie is het grootste van de wijk en weerspiegelt een gigantische diversiteit aan voorbijgangers, transformerende bomen die de Brusselaars aan de seizoenen en de tijd herinneren en vogels die zichzelf recht in de ogen kijken vlak voor ze langsheen het gebouw een omgekeerde duikvlucht richting wolken maken. Op de bovenste verdieping is het zicht meestal geen zicht. Er is smog. Op bedompte dagen drukt het zichzelf tegen de ruit en wordt de wereld rondom geelachtig grijs, voornamelijk op een zomerdag als deze, wanneer de hitte zichzelf door die smeuïge cocktail mixt. Maar het is reeds donker, dus dat valt niet op.
Voor hij aanstalten maakt om zich bij het feest aan te sluiten zoekt de minister zijn kabinetschef op. Dat doet hij altijd. Hij is graag geïnformeerd voor hij ergens aankomt. Matthias zit op dit uur meestal nog ergens in een stille hoek te werken. Wanneer hij de minister ziet steekt hij een hand in de lucht en klapt zijn computer dicht. De minister loopt naar Matthias toe en schuift een stoel dichterbij. ‘Wel?’ vraagt Matthias. ‘Wat we al dachten,’ antwoordt de minister. ‘Hij heeft zich niet aan de vragen gehouden.’ De minister kijkt triomfantelijk. ‘De lafaard,’ grinnikt Matthias. De ander lacht en werpt Matthias een guitige blik toe. Hun silhouetten weerspiegelen in het raam. Geen van beide lijkt te beseffen dat Matthias zelf is wat hij zegt over de journalist. Want Matthias verloor, sinds hij als kabinetschef aan de slag ging, de capaciteit om wanneer hij dat wou, met zijn eigen stem te spreken. De politieke omgeving waarin hij leeft en werkt en die hem als een te strak aangespannen korset de adem beneemt, heeft daar iets mee te maken. De vader van Matthias is een vriend van de minister en een van de oprichters van de nationale afdeling van hun partij. Matthias houdt zelf van de geborgenheid die een blad papier, een potlood en een creatief woonconcept hem kan bieden. En dus wou hij graag architect worden. Maar zijn vader besliste voor hem dat hij eerst een master in de rechten zou halen. ‘Wanneer je afstudeert heb je een plek in de partij. En als je echt wil ontwerpen, kan je toch nog die architectuurstudie aanvatten. Dan houd ik je niet tegen,’ had hij beargumenteerd. Natuurlijk stapte Matthias daags na zijn proclamatie het partijbureau binnen. Hij was te zachtaardig, te jong en te gevoelig om zijn vader teleur te stellen. Hij liep stage en sloot twee jaar later aan bij het team van de minister dat uit overwegend mannen bestond waarmee hij leerde samenwerken. Aan zowat alles dat hij vanaf dan deed voelde hij dat hij zichzelf verloochende en dat de knoop in zijn maag groter werd. En tijdens ieder van die momenten had hij minder moed om daar iets aan te veranderen. Maar die onbewuste zelfverloochening maakte van hem nog geen goede kabinetschef. En dus overleeft hij zijn job, herdefinieert zichzelf binnen een palet grijstinten als een op beton overlevende kameleon en worstelt zich door avonden als deze, door zo goed mogelijk te doen alsof hij iets interessants had bij te brengen aan de eervolle stiel van de politiek.
Bij momenten lukt dat heel aardig. Want Matthias beweegt zich onder lotgenoten. Het gros van de aanwezige partijleden zijn mensen die zichzelf in de ander herkennen. Ze praten met elkaar vanuit de overtuiging dat het hun hele wezen is dat ze in de strijd werpen. Maar velen van hen dragen dezelfde maskers. Daarachter verbergen ze dat deel van zichzelf dat niet in het plaatje past waarin ze zichzelf in stand houden. Ze vertellen dat ze leuke levens hebben, hun job succesvol uitvoeren, ze verdedigen standpunten en onderhouden Instagram-accounts met een soort lichtheid en arrogantie die anderen afgunstig maakt. Allemaal ambiëren ze topjobs die ze met alles wat ze hebben trachten te behouden.
Maar omdat ze allemaal dat masker dragen, krijg je een raar systeem, een gemeenschap zonder ruggengraat met mensen erin die allemaal op elkaar proberen te lijken. Ze representeren een oude wereld. En alles wat ze doen is zichzelf verliezen. Dat is onvermijdelijk. Daar begint het trauma. In al die verborgen delen van die mensen ligt het drama. Ze zoeken elkaar op en ze gaan besturen. Ze ontwerpen een maatschappelijk programma waar ingeboet wordt op menselijkheid, positiviteit en vooruitgang en waar angst, onrust, hysterie en onvrede aangewakkerd worden. Ook zij verdedigen de waarden waar ze zich achter scharen. Ze doen dat in collectief verband en praten over ‘hun strategie’. Maar het lijkt er op dat wat ze ontwerpen geen plan is om de wereld te redden, maar wel een goed doordachte poging om ‘hun’ wereld te redden. Een wereld waarin ze zich allemaal willen handhaven terwijl de echte wereld achter de grote ramen in sneltempo verandert.
Beneden in de straten, ver onder hen, borrelt het leven. En broeit de onrust. In de huizen en appartementen, op straathoeken en onder bruggen proberen mensen hun bestaan te organiseren. Het gonst van verlangens. Naar ruimte en geluk. Naar sprookjeshuwelijken, een huis, perfecte partners, toffe kinderen, mooie reizen, een perfecte zelf, topprestaties, een druk sociaal leven, een grotere auto, tuin of mooiere kleren, een briljante toekomst, de ideale samenleving in de achtertuin, situaties waar de een in wil blijven en de ander uit wil. Er broeien hunkeringen naar een bepaald verleden en een zekere toekomst. Men vertelt elkaar veel verhalen. De meeste gaan over niet geleefde levens. En iedereen geeft elkaar advies: doe dit wel, dat maar beter niet, kijk eens naar tv hoe het daar gebeurt, lees de krant, zo moet het wel zijn. In de stad en ver daarbuiten lijken heel wat mensen stilaan gek te worden in het diepst van hun gedachten omwille van het verontrustende streven naar harmonie.
Het lijken allemaal goedbedoelde pogingen om niet te hoeven zien hoe het er echt in de wereld aan toe gaat, hoe de samenleving een plek wordt waar veel mensen eenzaam zijn, jongeren zelfmoord plegen, bossen zwart kleuren en scheidingen, geweld, pesterijen, tegenslag, oorlog of ziektes wel eens iemand plat slaan. Als je door die straten wandelt, is het niet moeilijk om doorheen het eindeloos verlangen angst te zien. Alsof de zwaarte van de wereld op ieders schouders rust. In die grote stad, onder een door straatlicht weggestopte sterrenhemel durft een groot deel van de inwoners het leven niet meer in de ogen te kijken. Heel wat mensen willen liever links afslaan dan rechts, maar gaan daarheen waar de meesten gaan. Behoeftes worden illusies. Het maakt velen rusteloos en angstig. Want het is nooit genoeg. Sommigen schreeuwen om aandacht, anderen maken ruzie, enkelen nemen de ene choquerende beslissing na de andere. Er zijn er die blokkeren en helemaal niets doen, hier en daar krijgt iemand lust om te vechten. Er circuleren heel wat meningen. Maar het zal niet baten.
Van tijd tot tijd heeft er iemand zin om het zich allemaal niet meer aan te trekken, om even te stoppen met nadenken, om over de kasseien van de grootstad te dansen en het eens helemaal anders te bekijken. Maar omdat de kans groot is dat hij dan vragen krijgt over zijn geestelijke gezondheid durft hij niet. Totdat iemand het toch doet, een grote schare gelijkgestemde zielen rond zich verzamelt en ook die golf dan weer verdwijnt.
Het is hoe het is.
In de vergaderzaal op de bovenste verdieping klinkt de minister met de rest van het door het gros van de inwoners van het land verkozen politici samen op de komende verkiezingen. Stemmen weven zich aan elkaar tot een collectief strijdlied. Een sikkelvormige maan achter een van de grote ramen breekt door de wolken en scheurt een gat in de nacht.
Een wijk verderop gaat het er vrolijk aan toe. Te midden van een zwoel feesttoneel waarin de straat eerder die avond transformeerde, staan twee Afrikaanse vrouwen met hun lichamen mee te bewegen op de maat van de klanken van de stad. Ze lachen luid. Hun donkere huid loopt over in de avondlucht en lijkt zich in eenvoud te schikken onder de veelkleurige bandana’s op hun hoofd. Hun stemmen zwenken doorheen eetstalletjes met gebakken bananen, hamburgers en kip moambe, kleurige tapijten met Afrikaans antiek, pro-Lumumba-demonstranten, jolige expats, djembé-spelende buurtbewoners en de vele agenten in burger die schijnbaar rustig rondstruinen. Er zit een rauw kantje aan het feestgewoel. De recente, grillige betogingen verderop in de straat hebben de buurt van gezapigheid ontdaan. Sindsdien tekenen de gelaatstrekken van de buurtbewoners scherper af dan voorheen, stemmen klinken luider, een lach krijgt meer betekenis, levenslust legt het af tegen angst.
Een van de twee vrouwen tikt luid op het glas in haar handen en maant de toestromende omstanders aan tot stilte. Ze zet haar glas op de grond en komt langzaam recht. Even staat ze bewegingloos tegen de feeërieke achtergrond van de mengelmoes aan zacht verlichte toeschouwers. Ze schudt haar dikke nepgouden armbanden rond haar polsen en kantelt haar hoofd naar achter. Plots beweegt ze haar heupen in een rollende draai opdat haar achterste zichzelf zou omhelzen. Ze lacht. De armen van de vrouw gaan langzaam omhoog, ze perst haar zwoele lippen op elkaar en laat een diepe, pure ‘mmmmmm’ vanuit haar buik rollen en over het publiek stromen. Langzaam en subtiel begint ze te dansen. Het zachte getrommel van enkele djembés stijgt achter haar op als uit het niets. Een prachtig palet aan zwart beweegt als golven in de nacht soepel door elkaar. Het zwart van de voeten van de vrouw blinkt grijsachtig in de rosse schemering van enkele straatlampen. Het zwart aan haar polsen weerspiegelt de schijn van haar armbanden. Doorheen het zwart in de kromming van haar elleboog filteren vele bloedvaten als een schimmige roze wolk die door haar huid lijken te willen breken. De pupillen van de vrouw zijn van het zwartste zwart. Haar ogen spreken boekdelen in hun felheid. De vrouw houdt heel even haar adem en haar lichaam in, dan zwiert ze haar handen in een elegante draai rond haar polsen, knipt met haar vingers en begint te zingen. ‘Often I sing when I’m all alone, and no one can see me but me. I think and wonder what I am. And how I came to be.’
Haar stem vindt in de donkere straat een publiek waar even geen oordeel meer bestaat. Een fractie van een ogenblik transformeert het merendeel van de aanwezigen in de mannen en vrouwen die ze ieder in hun eigenheid echt zijn en valt er een bezwerende, respectvolle stilte: voor haar, voor elkaar en voor zichzelf. Haar woorden storten bij enkelen in het publiek als een steen in een vijver met een dikke laag kroos en brengt een gevoel aan het rimpelen dat onbewust begraven lag. Voor niemand klinkt het lied hetzelfde. Zielen leven op, even is het gemakkelijk om verliefd te zijn op het leven. Enkele seconden lang verlangt niemand nog naar iets. Er hangt rust in de lucht. Je zou je terstond afvragen hoe de wereld er zou uitzien als we eens vaker bewust zouden zijn van wat ons hart raakt en wat onze levenslust echt aanwakkert. Het zal wat oefening vragen. De dag zal komen dat de oude wereld verdwijnt. Als we dat wensen. Maar nu nog niet. Een moment later is het voorbij. Lange tijd voor de laatste noten gezongen zijn kleurt alles weer zwarter versus wit, gaat gemijmer weer over in gekakel en zoeken omstanders verder hun weg door de nacht, fonkelend met al hun gedachten en tegenstrijdigheden, onder die grijnzende sikkel van de maan.
Wilt u graag het volledige boek lezen? Meld je dan aan op onze website en deel dit artikel op Facebook (vóór 11 juli). Dan maak je kans op een gratis toegestuurd exemplaar!

Tine Maenhout is kunsthistorica, journalist en schrijver. Haar eerste boek, Milady! Waar vrouwenrechten over gaan, publiceerde ze samen met Marleen Temmerman. Twee jaar later volgde Jij, ik, hij zij en al de kinderen (over samengestelde gezinnen). In 2019 verscheen Who runs the world? De kracht van vrouwelijk leiderschap, in 2020 verscheen Levenslust is de beste vorm van rebellie.
https://www.lannoo.be/nl/levenslust-de-beste-vorm-van-rebellie